Equivalentie design: Difference between revisions
No edit summary |
|||
(3 intermediate revisions by 2 users not shown) | |||
Line 1: | Line 1: | ||
==Wat is het verschil tussen een gewone test en een test op equivalentie?== | ==Wat is het verschil tussen een gewone test en een test op equivalentie?== | ||
Line 8: | Line 6: | ||
Zie voor uitgebreide uitleg: deze [http://www.graphpad.com/faq/viewfaq.cfm?faq=1061 Graphpad Prism helpfile]. | Zie voor uitgebreide uitleg: deze [http://www.graphpad.com/faq/viewfaq.cfm?faq=1061 Graphpad Prism helpfile]. | ||
==We doen een gerandomiseerde trial met een non-inferioriteitshypothese. Hoe kies ik de populatie voor deze analyse?== | |||
In het geval van een non-inferioriteitshypothese is - in tegenstelling tot superioriteitsstudies - de intention-to-treat-set niet de 'conservatieve' aanpak. In het geval van non-adherence wordt het contrast tussen de twee groepen verdund. Daarmee vergroot je (ten onrechte) de kans op het bevestigen van non-inferioriteit. Dat probleem en mogelijke oplossingen worden in [https://www.bmj.com/content/370/bmj.m2215 dit paper (Mo et al. 2020)] helder uitgelegd. | |||
= Referenties = | = Referenties = | ||
*[ | *[https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/18537788/ Lesaffre E, Superiority, Equivalence, and Non-Inferiority Trials. Bulletin of the NYU Hospital for Joint Diseases 2008;66(2):150-4] | ||
*[ | *[https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/7160191/ William C. Blackwelder. Proving the null hypothesis in clinical trials, Controlled Clinical Trials, Volume 3, Issue 4, December 1982, Pages 345-353] | ||
*[ | *[https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/8664772/ B. Jones, P. Jarvis, J. A. Lewis, and A. F. Ebbutt, Trials to assess equivalence: the importance of rigorous methods, BMJ. 1996 July 6; 313(7048): 36–39] | ||
*[ | *[https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/10975964/ Temple R., Ellenberg S, Placebo-controlled trials and active-control trials in the evaluation of new treatments. Part 1: Ethical and Scientific Issues, Ann Intern Med. 2000 Sep 19;133(6):455-63] | ||
*[http://www.annals.org/cgi/content/full/133/6/464 Ellenberg SS, Temple R., Placebo-controlled trials and active-control trials in the evaluation of new treatments. Part 2: practical issues and specific cases, Ann Intern Med. 2000 Sep 19;133(6):464-70] | *[http://www.annals.org/cgi/content/full/133/6/464 Ellenberg SS, Temple R., Placebo-controlled trials and active-control trials in the evaluation of new treatments. Part 2: practical issues and specific cases, Ann Intern Med. 2000 Sep 19;133(6):464-70] | ||
Line 23: | Line 25: | ||
*[http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2009/09/WC500003636.pdf Guideline on the choice of the non-inferiority margin(CHMP), EMEA/CPMP/EWP/2158/99 July 2005] | *[http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2009/09/WC500003636.pdf Guideline on the choice of the non-inferiority margin(CHMP), EMEA/CPMP/EWP/2158/99 July 2005] | ||
*[ | *[https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/12914552/ S.J. Pocock, The pros and cons of noninferiority trials, Fundamental & Clinical Pharmacology 17 (2003) 483–490] | ||
{{onderschrift}} | |||
Latest revision as of 12:24, 11 September 2024
Wat is het verschil tussen een gewone test en een test op equivalentie?
Het verschil komt kortweg neer op het volgende. In een gewone (superiority) test is de nulhypothese 'geen verschil' en de alternatieve hypothese 'wel verschil'. Een kleine p-waarde duidt richting de alternatieve hypothese dus duidt een verschil (bijv tussen groepen) aan. Bij een equivalentie test is de null hypothese dat er juist wel een verschil is (wat een verschil is wordt bepaald door de limit of equivalence). De alternatieve hypothese is dat er geen verschil is. Een kleine p-waarde duidt richting de alternatieve hypothese, dus duidt equivalentie aan (geen verschil tussen groepen).
Ik heb een eenzijdige hypothese getoetst, hoe vermeld ik nu mijn betrouwbaarheidsinterval rondom de effectmaat?
Zie voor uitgebreide uitleg: deze Graphpad Prism helpfile.
We doen een gerandomiseerde trial met een non-inferioriteitshypothese. Hoe kies ik de populatie voor deze analyse?
In het geval van een non-inferioriteitshypothese is - in tegenstelling tot superioriteitsstudies - de intention-to-treat-set niet de 'conservatieve' aanpak. In het geval van non-adherence wordt het contrast tussen de twee groepen verdund. Daarmee vergroot je (ten onrechte) de kans op het bevestigen van non-inferioriteit. Dat probleem en mogelijke oplossingen worden in dit paper (Mo et al. 2020) helder uitgelegd.
Referenties
Klaar met lezen? Je kunt naar het OVERZICHT van alle statistische onderwerpen op deze wiki gaan of naar de pagina KEUZE TOETS voor hulp bij het uitzoeken van een geschikte toets of analyse. Wil je meer leren over biostatistiek? Volg dan de AMC e-learning Practical Biostatistics. Vind je op deze pagina's iets dat niet klopt? Werkt een link niet? Of wil je bijdragen aan de wiki? Neem dan contact met ons op.
De wiki biostatistiek is een initiatief van de voormalige helpdesk statistiek van Amsterdam UMC, locatie AMC. Medewerkers van Amsterdam UMC kunnen via intranet ondersteuning aanvragen.